Procesrecht
Volledige vakbeschrijving
Het vak bestaat uit 2 componenten: het bestuursprocesrecht en het burgerlijke procesrecht.
Voor bestuursprocesrecht geldt dat het vak twee verschillende doelstellingen kent. Ten eerste wordt een brede theoretische basis in het burgerlijk procesrecht geboden. Er wordt gestart met een introductieweek, waarin de bestuursrechter en bestuursrechtspraak, beginselen en kenmerken, de rechtsgangen en de Europese randvoorwaarden aan bod komen. Daarna worden de voorprocedures, de termijnen en het procesbelang in de brede zin van het woord besproken. Vervolgens wordt de omvang van het geding, de aanvulling van rechtsgronden, de verhoudingen tussen instanties en de ambtshalve toetsing uitgediept. In deze week gaan de studenten tevens aan de slag met het zelf opstellen van een processtuk, te weten een beroepschrift. Dit beroepschrift wordt plenair tijdens de volgende week/bijeenkomst besproken. In dezelfde week komen de rechtsbeschermingsfunctie, finale geschilbeslechting, ambtshalve feitenaanvulling en feiten en bewijs aan bod. Vervolgens komen de mogelijke uitspraken en afdoeningsmodaliteiten aan bod, waarbij ook de bestuurlijke lus wordt besproken. In de laatste week komt het schadeverzoek bij de bestuursrechter aan bod, maar wordt ook de koppeling gemaakt met de burgerlijke rechter, die aanvullende bescherming kan bieden.
Voor het burgerlijk procesrecht geldt dat het vak twee verschillende doelstellingen kent. Ten eerste wordt een brede theoretische basis in het burgerlijk procesrecht geboden. Er wordt gestart met de invloed van art. 6 EVRM op het civiele proces. Daarna wordt de gehele procedure en al haar aspecten globaal doorlopen, zowel voor de dagvaardingsprocedure als de verzoekschriftprocedure.
Ten tweede wordt studenten aangeleerd welke vaardigheden er benodigd zijn om te procederen. Studenten moeten, in groepsverband, drie processtukken schrijven (een inleidend processtuk, een verwerend processtuk en een uitspraak). In drie verschillende soorten procedures (dagvaarding, verzoekschrift en kort geding) zijn zie ieder eenmaal eisend, eenmaal verwerend en eenmaal de rechter. Gedurende de onderwijsgroepen worden de processtukken besproken, worden deze aangescherpt en moet de processtrategie verder bepaald worden. Daarnaast worden tijdens de onderwijsgroepen de mondelinge behandelingen gehouden.
Onderwijsmethoden: onderwijsgroepen, hoorcolleges en digitale clipcolleges
Evaluatiemethoden:
- Processtuk bestuursprocesrecht (P/F)
- Tentamen bestuursprocesrecht (40%)
- Processtukken I, II en III burgerlijk procesrecht (P/F)
- Tentamen Burgerlijk procesrecht (40%)
- Opdracht ‘naar de rechtbank’ (20%)
- Participatie (P/F)
Doelstellingen van dit vak
Na succesvolle afronding van het vak Procesrecht heb je de volgende leerdoelen bereikt:
Voor het Bestuursprocesrecht:
- De student maakt grondig kennis met de uitgangspunten, grondslagen en belangrijkste onderwerpen van het Nederlandse bestuursprocesrecht*;
- De student doet ervaring op met het opstellen van een bestuursrechtelijk beroepschrift;
- De student is in staat (kritisch) te reflecteren op grondslagen en beginselen (bijvoorbeeld ongelijkheidscompensatie, materiële waarheidsvinding en fair trial);
- De student is in staat verbanden te leggen tussen verschillende leerstukken van het Nederlandse bestuursprocesrecht;
- De student is een staat, als groepswerk, een processtuk op te stellen;
- De student is in staat samen te werken in een groep;
- De student is in staat (kritisch) te reflecteren op eigen en andermans werk;
- De student is in staat te anticiperen en te reageren op andermans werk;
- De student is in staat een processtrategie te bepalen;
- De student is in staat in een praktische situatie (zitting) procesrechtelijke regels en beginselen te herkennen, te benoemen en te analyseren.
* Binnen het bestuursprocesrecht komt onder andere aan bod:
- De constitutionele en wettelijke verankering van de bestuursrechtspraak
- Het begrip bestuursrechter
- De organisatie van de bestuursrechtspraak
- Bestuursrechtelijke rechtsgangen
- De Unierechtelijke kaders van het bestuursprocesrecht
- De EVRM-kaders van het bestuursprocesrecht
- De bestuursrechtelijke voorprocedures (bezwaar, administratief beroep en Uniforme openbare voorprocedure)
- Kenmerken van de heroverweging in bezwaar
- Advisering in bezwaar en de bezwaarschriftadviescommissie
- Bezwaar- en beroepstermijnen; procesbelang
- De verhouding tussen de instanties (voorprocedure, eerste aanleg, hoger beroep); trechtering en goede procesorde
- Omvang van het geding, aanvulling van rechtsgronden, ambtshalve toetsing en feitenaanvulling door de bestuursrechter
- Grondslagen en kenmerken van het bestuursrechtelijk bewijsrecht
- Passeren van gebreken en relativiteit
- Uitspraakbevoegdheden (dicta) en afdoeningsmodaliteiten; in stand laten van rechtsgevolgen, zelf in de zaak voorzien, bestuurlijke lus
- Bijkomende uitspraken; vergoeding griffierecht en proceskostenveroordeling
- Voorlopige voorziening en kortsluiting
- Schadevergoeding door de bestuursrechter
- Aanvullende rechtsbescherming door de burgerlijke rechter
- Formele en oneigenlijke formele rechtskracht
Voor het Burgerlijk Procesrecht:
- De student heeft kennis en inzicht in de beginselen van het Nederlandse burgerlijk procesrecht, meer in het bijzonder in de werking van art 6 EVRM in relatie tot het Nederlandse Burgerlijk procesrecht en het vermogen deze kennis toe te passen;
- De student heeft kennis en inzicht in de aanvang van het proces, de rechtsingang, waaronder in ieder geval van de competentie, voor zowel dagvaardings- als verzoekschriftprocedures en het vermogen deze kennis toe te passen;
- De student heeft kennis en inzicht in de rechtsvoortgang van de procedure, waaronder het normale verloop van de procedure, de partijen, eventuele incidenten, verstek, verweer en andere verwikkelingen en het vermogen deze kennis toe te passen;
- De student heeft kennis en inzicht in het bewijsrecht en het vermogen deze kennis toe te passen;
- De student heeft kennis en inzicht in de kosten van de procedure en het vermogen deze kennis toe te passen;
- De student heeft kennis en inzicht in de mogelijke uitspraken en het vermogen deze kennis toe te passen;
- De student heeft kennis en inzicht van de mogelijke correctiemiddelen bij een onwelgevallige uitkomst van het proces, zowel als van de mogelijke rechtsmiddelen en het vermogen deze kennis toe te passen;
- De student heeft kennis en inzicht van het beslag- en executierecht en het vermogen deze kennis toe te passen;
- De student is in staat verbanden te leggen tussen verschillende leerstukken van het Nederlandse burgerlijk procesrecht;
- De student is in staat, als groepswerk, een processtuk op te stellen;
- De student is in staat samen te werken in een groep;
- De student is in staat (kritisch) te reflecteren op eigen en andermans werk;
- De student is in staat te anticiperen en te reageren op andermans werk;
- De student is in staat een processtrategie te bepalen;
- De student is in staat in een praktische situatie (zitting) procesrechtelijke regels en beginselen te herkennen, te benoemen en te analyseren.
Onderwijsmethoden: onderwijsgroepen, hoorcolleges en digitale clipcolleges
Evaluatiemethoden:
- Processtuk bestuursprocesrecht (P/F)
- Tentamen bestuursprocesrecht (40%)
- Processtukken I, II en III burgerlijk procesrecht (P/F)
- Tentamen Burgerlijk procesrecht (40%)
- Opdracht ‘naar de rechtbank’ (20%)
- Participatie (P/F)