“Toen ik klaar was met mijn HBO-rechtenstudie was ik 21 jaar, dat vond ik wat vroeg om meteen te gaan werken. De UM was niet de dichtstbijzijnde universiteit, maar het onderwijssysteem sprak me erg aan: casussen oplossen in kleine groepen, dat leek wel een beetje op het HBO. Alleen qua werklast was het een heel ander verhaal.
Op de open dag die ik bezocht, waren twee studenten aanwezig aan wie je vragen kon stellen en die over hun ervaringen vertelden. Dat vond ik heel fijn, vooral omdat zij ook eerst HBO hadden gedaan. Ze zeiden dat het haalbaar is als je de stof bijhoudt en de opdrachten maakt. Dus ik besloot ervoor te gaan als ik het toelatingsexamen zou halen en dan gewoon hard te werken. Ik had me nog voorgenomen om bij het studentenvoetbal of –tennis te gaan, maar daar had ik uiteindelijk helaas geen tijd voor. Meestal was ik met mijn studie bezig.
Wekelijks had ik vier uur hoorcollege en vier uur onderwijsgroepen en de rest was zelfstudie. In het blokboek zie je wat je moet lezen en daar ben je wel even zoet mee. Ik heb onder meer geleerd hoe ik efficiënter samenvattingen kan maken tijdens het lezen van stof. En verder ging ik op de universiteit veel meer nadenken over het waarom van bepaalde dingen. Je gaat dieper op de inhoud in dan op het HBO en daarmee ben ik een betere jurist geworden. Verder was het jaar heel goed voor mijn persoonlijke ontwikkeling, want ik ging voor het eerst op mezelf wonen.
Omdat ik geen studiefinanciering meer had, koos ik voor een goedkopere woning: een studio in een groot gebouw net over de grens in België. Smeermaas ligt 4,5 kilometer van de rechtenfaculteit af, dus ik ging op de fiets. In dat gebouw woonden ook veel buitenlandse studenten en omdat mijn studie natuurlijk Nederlandstalig is, was het Engelstalig contacten leggen of vrienden maken minder makkelijk. Dat kwam ook doordat ik in de weekends naar huis ging, in de buurt van Den Bosch, waar ik een bijbaan had en nog bij de voetbalclub zat. In het begin zat ik er wel eens doorheen, als ik een lekke band had, er nog iets anders kapot ging thuis en ik niet door de stof heen kwam bijvoorbeeld. Maar ik heb het allemaal gehaald.
Omdat ik dus al wist dat het heel veel werk zou worden, besloot ik er twee jaar over te gaan doen, in plaats van één. Normaliter doe je in het vierde onderwijsblok keuzevakken, óf twee maanden stage. Ik koos voor een stage van vijf maanden bij ARAG, een rechtsbijstandsverzekeraar. Daar ben ik nu aan de slag en ze laten me heel veel doen. Ik mag mee naar zittingen en gesprekken met cliënten, maak conceptbrieven of doe onderzoek waarmee ik de behandelaren van een dossier ondersteun. Ik hou van dingen uitzoeken en het contact met mensen, dus ik hoop absoluut dit soort werk te kunnen doen later.”