Belastingrecht voor Particulieren II
Volledige vakbeschrijving
Het vak Belastingrecht voor Particulieren II ziet onder meer op de heffing van inkomstenbelasting over bepaalde vermogensbestanddelen van natuurlijke personen die niet ondernemer zijn. Daarnaast ziet het vak op de schenk- en erfbelasting en het daarmee samenhangende, huwelijksvermogensrecht en erfrecht. Die civielrechtelijke gebieden worden ook in relatie gebracht met de fiscale aspecten voor het aanmerkelijk belang, het inkomen uit sparen en beleggen en met lijfrenteproblematiek. Ook de civielrechtelijke gift (Boek 7 BW) komt aan bod.
Het blok bevat drie grote onderdelen. Het eerste onderdeel bestaat uit een verdieping van enkele onderwerpen uit het aanmerkelijk belang, te weten de waarderingsproblematiek van aandelen en de civiel- en fiscaalrechtelijke gevolgen in situaties waarin de aandelen ingevolge het huwelijksvermogensrecht en het erfrecht overgaan c.q. overgedragen worden. De waarderingsproblematiek van aandelen en andere vermogensbestanddelen als onderdeel van het inkomen uit sparen en beleggen komt eveneens aan bod, alsmede lijfrenteproblematiek in de situatie van overlijden.
Het tweede onderdeel diept enkele onderwerpen uit het huwelijksvermogensrecht uit, zoals de diverse soorten huwelijkse voorwaarden en de fiscale gevolgen daarvan voor de inkomstenbelasting. Ook het in boek 1 BW opgenomen afstammingsrecht komt aan bod, met name in relatie met het erfrecht. Van het erfrecht worden de belangrijkste beginselen onder de aandacht gebracht, zodanig dat de gevolgen daarvan voor de inkomstenbelasting en de erfbelasting inzichtelijk worden. Tenslotte wordt ook aandacht besteed aan het internationaal (Europees) privaatrecht op het terrein van het huwelijksvermogensrecht en erfrecht. In een mondialiserende maatschappij kunnen en mogen de internationale aspecten van deze aandachtsgebieden in het onderwijs, niet ontbreken. Zo moet een student kunnen meedenken over de vraag welk huwelijksvermogensrecht van toepassing is als twee mensen met een verschillende nationaliteit met elkaar huwen en welk erfrecht van toepassing als iemand overlijdt in een ander land dan dat van zijn nationaliteit.
De beheersing van de in dit tweede onderdeel van het vak aan bod komende thema’s wordt ook in het verdere curriculum als bekend verondersteld. Met name in het masterblok Estate Planning komen deze thema’s terug en wordt erop doorgeborduurd. Bij Estate Planning wordt ook de voor dit vak voorgeschreven literatuur verder gebruikt.
In het (derde) en grootste onderdeel van dit vak wordt ingegaan op de schenk- en erfbelasting in nationale situaties. Er wordt uitgebreid ingegaan op de diverse fictiebepalingen in de Successiewet 1956. In dat verband worden ook de (verschillen met de) civielrechtelijke gift en schenking (Boek 7 BW) uitvoerig besproken. Er worden in het kader van voorkoming van dubbele heffing verbanden gelegd met de inkomstenbelasting (belastinglatenties) en met de overdrachtsbelasting. Tenslotte passeren ook internationale situaties de revue. Daarbij gaat het om de vraag welk land heffingsbevoegd is en wat er gebeurt als twee landen heffingsbevoegd zijn.
Doelstellingen van dit vak
Kennis van en inzicht in de hoofdlijnen van het afstammingsrecht, het huwelijksvermogensrecht, het erfrecht en de (civielrechtelijke) gift. Kennis en inzicht in de heffing van inkomstenbelasting in situaties waarin een aanmerkelijkbelanghouder huwt, of overlijdt, danwel zijn aandelen in het kader van bedrijfsopvolging overdraagt aan een ander. Kennis en inzicht in de waardering van vermogen wanneer het gaat om de heffing over inkomen uit sparen en beleggen.
Kennis van en inzicht in de schenk- en erfbelasting. Bepaling van de belastbare grondslag, toepassing van de vrijstellingen en de tarieven, belastinglatenties, het doorgronden van de vele fictiebepalingen die de Successiewet 1956 kent. Het kunnen analyseren van een casus op civiel- en fiscaalrechtelijke gevolgen en de vaardigheid om deze zelfstandig op heldere wijze mondeling en schriftelijk op te lossen. Vaardigheid in het analyseren van jurisprudentie en andere juridische teksten. Vaardigheid in het berekenen van de verschuldigde schenk- en erfbelasting.
De student is met behulp van casusposities in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op enkele specifieke gebieden van de inkomstenbelasting die te maken hebben met ‘vermogen’ en met vermogensoverdracht. De student is in staat en beschikt over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van casusposities op het gebied van de (internationale) schenk- en erfbelasting, een en ander in samenhang met het bijbehorende afstammingsrecht, huwelijksvermogensrecht en erfrecht. De student is in staat en beschikt over competenties om in een casus te onderkennen in hoeverre sprake is van een internationale situatie, waarbij zij/hij kan aangeven dat een ander rechtstelsel dan (alleen) het Nederlandse mogelijk van belang is.
Voorwaarden
Inleiding belastingrecht (jaar 1) is verplicht. Het wordt verder aanbevolen om eerst Belastingheffing voor Particulieren I (jaar 2) te volgen.
Aanbevolen literatuur
- Personen en familierecht, huwelijksvermogensrecht en erfrecht, A.J.M. Nuytinck
- Cursus belastingrecht, schenk- en erfbelasting, I.J.F.A. van Vijfeijken, N.C.G. Gubbels
- Cursus belastingrecht, inkomstenbelasting, P.H.J. Essers, M.L.M. van Kempen, A.C. Rijkers (red.)