Tussen publiek en privaat: een metajuridische analyse
Volledige vakbeschrijving
In het positieve, geldende recht wordt traditioneel een onderscheid gemaakt tussen publiek- en privaatrecht. In het publiekrecht speelt de overheid een cruciale rol: het initiatief om problemen op te lossen of ergens het voortouw in te nemen ligt bij de overheid. In het privaatrecht spelen juist burgers een cruciale rol: het initiatief om problemen op te lossen of om een nieuwe situatie – een overeenkomst, een onderneming – in het leven te roepen ligt bij burgers onderling. In het positieve recht wordt die tweedeling en ook de indeling die op grond daarvan gemaakt is – dit hoort thuis bij het staatsrecht, dit moet opgelost worden via het privaatrecht of het ondernemingsrecht – niet of nauwelijks in twijfel getrokken. En zeker niet op een systematische manier. Vaak hoeft dat ook niet: het aanpakken van grote maatschappelijke problemen, zoals de verdediging van het landsbelang of vaccinatie, hoort immers thuis bij de overheid. En private initiatieven, zoals wat je mag overeenkomen of het opzetten van een nieuwe onderneming, horen thuis bij burgers en de markt. Maar is dit wel zo evident? Waarom kiezen we de ene keer eigenlijk voor de staat en de andere keer voor de markt als we een maatschappelijk probleem willen oplossen?
Het positieve recht geeft de geldende juridische oplossing van zo’n dilemma. Maar het positieve recht geeft geen antwoord – en hoeft dat ook niet te doen – op de achtergrond en het waarom van het dilemma tussen staat en markt: hoe dat zo gekomen is en of er geen andere oplossingen zijn. In dit vak gebruiken we twee perspectieven die zicht geven op de grondslagen van het recht, namelijk een historisch en een filosofisch perspectief. Rechtshistorici bestuderen de wordingsgeschiedenis van het recht om geldende leerstukken beter te begrijpen. Rechtsfilosofen zoeken naar antwoorden op vragen naar de aard van het recht en de wenselijke inhoud van het recht, in wezen los van wat het hier en nu geldende recht daarover voorschrijft. Dit zijn metajuridische perspectieven: we kijken niet zozeer naar de juridische oplossing zelf, maar naar de achtergrond en het waarom van die oplossing. En of het niet anders kan – of moet.
Vanuit deze metajuridische perspectieven analyseren we telkens verschillende aspecten van de verhouding tussen enerzijds de rol van de overheid en anderzijds die van de burger en de vrije markt. De volgende vraag staat daarbij in wezen telkens centraal:
Voor welk deel van de inrichting van de samenleving zou de overheid verantwoordelijk moeten zijn en welk deel hoort thuis bij de burger of de vrije markt?
Lesmethoden
Hoorcolleges (1x per week)
Onderwijsbijeenkomsten (1x per week)
Toetsvormen
Presentatie (30%)
Essay (70%)
Doelstellingen van dit vak
Het primaire doel is om studenten te laten nadenken over het recht aan de hand van juridische dilemma’s. Bij dit vak wordt dus niet volgens het bestaande positieve recht een casus opgelost – intern perspectief – maar worden juist de grondslagen van het recht geanalyseerd.
Vanuit rechtshistorisch perspectief staat de vraag centraal waarom bepaalde juridische doctrines in de loop van de tijd op een bepaalde manier zijn vormgegeven. De aanvullende vraag vanuit de rechtsfilosofie is of deze juridische oplossingen nog steeds de tand des tijds kunnen doorstaan, en of dat er misschien niet beter verdedigbare alternatieven voorhanden zijn.
Aan het eind van het vak zijn studenten in staat:
- kritisch na te denken over het recht vanuit een rechtsfilosofisch en rechtshistorisch perspectief
- vanuit deze perspectieven kritisch te reflecteren op de rol van markt respectievelijk overheid in een pluralistische samenleving, en dus ook over de verhouding tussen publiek- en privaatrecht
- de historische ontwikkeling te schetsen en een ethische beoordeling te geven van een aantal maatschappelijk relevante onderwerpen waarbij een spanning tussen markt en overheid speelt
- maatschappelijk relevante onderwerpen te analyseren met oog op vormgeving van toepasselijke normen (bijv. door overheid, marktpartijen, sociale normen) en vragen te kunnen beantwoorden als: wie heeft hier verordenende/regelgevende bevoegdheid (regulatory power), wie zou die moeten hebben, hoe is dit gerechtvaardigd, hoe is dit historisch gegroeid en veranderd?
- kritisch na te denken over vragen als: in hoeverre mag de overheid ingrijpen in subjectieve rechten? In hoeverre wordt het privaatrecht geconstitutionaliseerd en in hoeverre wordt het staatsrecht geprivatiseerd?
Voorwaarden
N.v.t.
Aanbevolen literatuur
Per week minimaal 4 verplichte artikelen of hoofdstukken (in totaal 100 à 150 bladzijden per week)
Per week 1 à 3 aanbevolen artikelen of hoofdstukken