Brein, Beweging en Gedrag-2
Volledige vakbeschrijving
Brein, beweging en gedrag fase 2 (9 weken). Fase 2 van de A-KO opleiding heeft als thema ‘Patiënt en wetenschap – tussen theorie en praktijk’. De nadruk ligt op het leren van klinisch en wetenschappelijk redeneren, het stellen van een diagnose, het geven van therapie en inzicht in preventie. Het doel is om de basis die werd gelegd in Fase 1 nu klinisch te gelde te maken. Dit betekent dat de klinische uitingsvormen in termen van klachten en bevindingen bij lichamelijk onderzoek -‘signs and symptoms’-, en van ziektemechanismen op het gebied van het bewegingsapparaat (reumatologie, orthopedie), neurologie en psychiatrie behandeld worden. Van belang is ook het leren samenstellen van een differentiaal diagnose (DD), en het maken van keuzes t.a.v. het aanvullend onderzoek. Het schatten van a-priori kansen bij diverse onderdelen van de DD, en van de diagnostische waarde van het aanvullend onderzoek, is daarbij van groot belang. Uiteindelijk wordt een diagnose gesteld, op basis waarvan de prognose wordt geschat en de indicatie voor therapie wordt afgeleid. De elementen Brein, Beweging en Gedrag, als ook de psychosociale aspecten worden op een geïntegreerde wijze aangeboden. Studiegroepen worden begeleid door coaches die inhoudsdeskundig zijn op een van de drie hoofddomeinen. De patiëntcontacten staan centraal in de module, waarbij iedere student ongeveer vier maal de kans krijgt om samen met een collega student een patiënt te zien. Het is de bedoeling een anamnese af te nemen, waar nodig een lichamelijk/psychiatrisch onderzoek uit te voeren, aan de hand van de resultaten een differentiaal diagnose op te stellen, en een plan te maken voor verder onderzoek en beleid. Deze patiëntcontacten worden begeleid door een arts. De Klinisch Onderzoeker (KO) aktiviteiten richten zich vooral op het maken van Critical Appraisal of Topics (CAT’s) en het leren doen van statistische analysen.
Doelstellingen van dit vak
In de module BBG-2 ligt de nadruk op het leren van klinisch en wetenschappelijk redeneren, het stellen van een diagnose, het geven van therapie en inzicht in preventie. Belangrijke doelstellingen van deze module zijn onder meer: Kennis nemen van klachten en symptomen passend bij neurologische, orthopedische/reumatische en psychiatrische aandoeningen Kennis nemen van differentiaal-diagnostische overwegingen Kennis nemen van (de diagnostische waarde van) aanvullend onderzoek Kennis nemen van onderliggende ziektemechanismen (voor zover niet behandeld in fase I) Kennis nemen van risicofactoren en prognostische indicatoren Kennis nemen van mogelijkheden voor (en mechanismen van) behandeling en eventueel preventie Kennis nemen van de normale en pathologische (motorische) ontwikkeling van het kind Kennis nemen van psychosociale aspecten van chronische aandoeningen Verkrijgen van kennis om op een gestructureerde werkwijze de huidige beste wetenschappelijke kennis bij de individuele patiëntenzorg toe te passen Leren interpreteren van eenvoudige vormen van statistische analysen Vaardigheden In deze module richt het vaardigheidsonderwijs zich o.a. op de volgende aspecten: Lege artis uitvoeren van psychiatrisch onderzoek aan de hand van patiëntcontacten Lege artis uitvoeren van neurologisch onderzoek aan de hand van patiëntcontacten Lege artis uitvoeren van orthopedisch/reumatologisch onderzoek aan de hand van patiëntcontacten Communicatievaardigheden: anamnese(n) afnemen, mondelinge presentatie / uiteenzetting van patiëntencasuistiek Schriftelijke vaardigheden: schriftelijke presentatie / uiteenzetting van patiëntencasuïstiek en CAT’s Leren uitvoeren van eenvoudige vormen van statistische analysen
Aanbevolen literatuur
- J.G.J. Hoeijmakers